2019FrakkeVerteltKinderjaren

FRAKKE V. VERTELT OVER ZIJN KINDERJAREN interviewopname 1990 door Christel Grade-bewerkte weergave 2019 door Renaat V.
 
Op 8 december 1918 werd ik op de Zavel geboren in het gezin van Sooi V. en Carolien V. Zij woonden in bij de ouders van mijn moeder. Ik was de oudste van zeven kinderen. We sliepen alle zeven op zolder op eenzelfde kamer, afgemaakt met karton. We moesten er naartoe langs een ladder in de stal. Later kwam er een gescheiden kamer voor meisjes en jongens. Mijn grootouders sliepen apart in een kamer die met planken was afgemaakt en beplakt met papier van een weekblad. Grootmoeder is 96 geworden. Ze was ongeletterd en kon lezen noch schrijven. Grootvader leerde nog met de fiets rijden toen hij al oud was. Mijn ouders hadden een boerderij met vier koeien, twee à drie varkens en een ezel. Een paard is er pas later bijgekomen. In het begin hielpen mijn grootouders ons moeder, want vader werkte op de koolmijn van Winterslag. Hij vertrok met de trein om 11.30 uur en kwam 's nachts terug om 0.30 uur. Als kind van zes werd ik al gevraagd om moeder te helpen voor het melken van de koeien. Tussen 6 en 6.30u stond ik dan al op om mee naar de stal te gaan. Moeder kon wel de koeien melken terwijl een lantaarn aan een haak hing, maar om ze te voederen en hooi te gaan halen moest ik met de lantaarn meegaan. Elektriciteit hadden we nog niet. Na mijn eerste communie trok ik 's morgens, nog voor de school, met koeien langs de kanten van de weg om ze daar het gras te laten afgrazen. Gevaarlijk was dat niet, want er waren haast geen auto's. Wanneer het bijna tijd was voor de school kwam moeder me opzoeken met een boterham. En dan ging ik te voet, of soms met een oude damesfiets, verder naar school. Vaak kwam ik dan wel te laat, maar werd er niet om gestraft. Ook na de school hielp ik zoveel mogelijk op het land en in huis. In de jongensschool heb ik eerst les gekregen van juffrouw Anna Heylen. Dat was een brave. Zij leerde ons lezen, schrijven en rekenen en gaf ons ook catechismus. Een schooltas heb ik nooit gehad. In de tweede graad zat ik bij haar broer Frans. En dat was een strenge. Al had ik kort haar, hij vond toch voldoende haartjes naast mijn oren om ze tussen duim en wijsvinger in een wrong te leggen. In de klas speelden we soms met rekjes die we gesneden hadden uit oude fietsbanden. Die bevestigden we langs de binnen- en buitenkant van lege bobijntjes garen waarop we inkepingen hadden gemaakt. Op de speelplaats deden we andere spelletjes zoals tikkertje, knikkeren, doppen met tol en pees, raden naar paar of onpaar bonen in gesloten handen, en ook bokspringen. Dat laatste was een wedstrijd tussen twee ploegen om met zo weinig mogelijk voeten op de grond te blijven staan. Elke ploeg moest op de gekromde ruggen van de tegenspelers proberen te springen. Soms kwam er een accidentje van. Daarom werd die op school verboden. Tot mijn 14 jaar heb ik in Wolfsdonk school gelopen, al was ik vaak afwezig door werk bij ons thuis. Maar de meester wist dat. Hij gaf ons ook geen huiswerk. Wanneer we na de school in groepjes huiswaarts trokken gebeurde het wel eens dat we op de hoek van een straat al vechtend afscheid namen. . Van mijn eerste communie herinner ik me niets meer, wel van mijn plechtige. Gedurende twee jaar kregen we dan 's morgens na de mis catechismus. We moesten dan tonen dat we de vragen van het boekje van buiten kenden. Thuis kreeg ik daarvoor hulp van grootvader Verbruggen. De plaatsen in de kerk waren volgens een puntensysteem. De dag zelf hadden we in de kerk een communiemis, de hoogmis en het lof. Jongens vormden koppels en ook de meisjes. Ze nodigden elkaar dan uit voor een gezamenlijke maaltijd op de dag zelf. Bij de ene jongen was het 's middags, bij de andere 's avonds. Het eigen gezin, de grootouders, peters en meters waren erbij. Cadeautjes werden slechts door peter en meter gegeven. Zo kreeg ik van mijn peter een zakhorloge. Prentjes waren er nog niet. Bij de buren mochten we ons gaan laten zien met onze nieuwe kleren en soms kregen we dan iets toegestopt. Van andere kinderfeesten herinner ik me alleen sinterklaas. Maar die bracht enkel een appelsien of een stuk chocola. Van gekocht speelgoed was er geen sprake. We maakten het zelf van gevonden afval. Met een stok in de lege velg van een wiel, of beter nog met grote ijzeren ringen die we door de smid lieten maken van het hengsel van een ketel, konden we 'repen'. Wie met zo‘n 'reep' aan 't lopen ging kon je haast niet volgen. Vanuit Wolfsdonk ben ik een paar keer in processie meegegaan naar Scherpenheuvel. Maar er waren ook andere processies waaraan we meededen. Zo trokken we met de school drie dagen na elkaar mee door de velden. (op de 'kruisdagen' of de 3 dagen voor Ons Heer Hemelvaart). Wanneer in de kerk Sint-Antonius gevierd werd was er een verkoop van halve varkenskoppen. Of er veel gebiecht werd? Er bestond zoiets als maandelijkse communiemis voor bonden (van het Heilig Hart) van mannen en vrouwen afzonderlijk en daarbij hoorde dan ook het biechten. Wie er aan meedeed kreeg op zijn lidkaart een bijkomende stempel. Pastoor Gepts herinner ik me als een dikke strenge man. Praten in de kerk was verboden en werd bestraft. Soms bracht hij een bezoekje aan de klassen. Thuis op de Zavel hebben we hem enkel gezien toen mijn grootouders het moeilijk hadden met hun gezondheid. Het eten dat thuis op tafel kwam was ook veel soberder dan nu. Alles kwam van eigen gewin en niets van de beenhouwer. Melk hadden we van de koe. En moeder bakte zelf het brood. Geen toespijs tenzij al eens een ei of een stuk spek. Boter en eieren werden naar de markt gebracht en van de opbrengst werd dan een bak 'boeksharing' meegebracht die in de schouw van de open haard aan een touw werd opgehangen om te roken. Dat deden we ook met de hesp van het varken nadat die voldoende dagen in de pekel had gestoken. Veel tijd om te spelen kregen we niet thuis. Op de boerderij was er altijd wel wat te doen en helpende handen waren er steeds te kort. Onze ouders hadden dan ook geen tijd om met ons te spelen. Met de koeien langs de straatkanten trekken leerden we al heel vroeg evenals aardappelen rapen en schillen, erwten en bonen plukken en 'polen'. We reden met de ezelskar mee naar de markt in Langdorp. Naast groenten en zuivelproducten werd daar ook rogge en haver verhandeld. Om zoveel mogelijk ritten naar Langdorp te besparen maakten we afspraken voor gezamenlijk vervoer met bevriende buren. Jaarlijks moesten er ook steenkolen afgehaald worden in de statie van Testelt. Ik heb nog met de ezel land omgeploegd, maar later met het paard ging dat veel makkelijker. Toen ik 15 geworden was ben ik met vader mee naar Winterslag getrokken. Hij werkte bovengronds en ik kreeg aangepast werk ondergronds. Maar in het bietenseizoen verliet ik de mijn om mee te kunnen optrekken met de groep van seizoenarbeiders. Grootvader was een goede diepgelovige man. Ik herinner me nog dat hij een klak droeg met een stijve klep. Al spelend sloeg hij daarmee wel eens naar ons. Maar hij kon zich ook boos maken als we tijdens een spel te veel plukjes hooi uit de twee hooimijten trokken, of toen ik in de okkernotenboom zat die tussen zijn gewassen stond, en van daaruit zo danig met de takken schudde dat mijn vriendjes ze konden oprapen. Hij heeft me er met een lange staak komen uit jagen. Ik sprong eruit, maar ben op zijn rug terecht gekomen. Toen heb ik me moeten uit de voeten maken. Bij winteravonden was hij het die 's avonds voor het slapengaan het rozenhoedje voorbad en om stilte vroeg. Regelmatig ging hij op zondag in Wolfsdonk naar een vroegmis en de hoogmis, en in Testelt naar het lof. Daarna kon hij daar twee van zijn zonen bezoeken. Het was nog een tijd dat er weinig uit gingen werken en het er veel gezelliger aan toe ging onder de mensen.