LANGDORPSE ORGELRECITALS
Geachte familie, vrienden en kennissen van Gerard
Pels,
Op palmzondag is Gerard onverwacht maar vredig overleden,
thuis in zijn appartement waar hij sedert geruime tijd verbleef en kon genieten van
een prachtig zicht op Antwerpen. Na Herselt was het zijn tweede thuis geworden.
Hij voelde er zich werkelijk ‘thuis’, ook al omdat de restauratie van het
Schyven-orgel in deze kathedraal zijn volle aandacht en werkkracht opeiste.
Toen moeder Cecile mij maandagmorgen telefonisch en het
plotse overlijden van haar zoon meedeelde, ging er iets door mij heen, zoals
bij alle mensen die het droevige nieuws vernamen, dat moeilijk te beschrijven
valt. Daarom ook dat ik deze homilie met zachte woorden en met schroom probeer
uit te spreken. Het zullen eerder fluisterende en stamelende woorden zijn.
Als pastoor van de Sint-Pieterskerk in het
Vlaams-Brabantse Langdorp heb ik de restauratie van het Robustelly-orgel aldaar
intens meegemaakt. Toen heb ik Gerard Pels, samen met zijn bekwame medewerkers, leren kennen als
een gedreven orgelbouwer en orgelrestaurateur die met kennis van zaken en een
ongebreidelde werkijver dat werk tot een goed einde heeft gebracht. Bovendien
was het een prettige samenwerking met alle betrokken partijen, wat niet altijd
vanzelfsprekend is bij restauratiewerken. Als laatste van een geslacht van
Nederlands-Belgische orgelbouwers dat teruggaat tot in de 19de eeuw
was hij de man, de bedrijfsleider die met kennis van zaken en een nooit
aflatende perfectie vele orgels weer tot leven bracht zowel in binnen-als in
het buitenland.
Gedurende die drie jaar durende restauratie en ook
nog daarna bij bepaalde gelegenheden heb ik hem ook leren kennen en vooral
leren waarderen als mens. Vriendelijk en voornaam in de omgang, voorkomend en
behulpzaam. Ook buiten zijn orgelbedrijf was hij de minzame man die op een uitzonderlijke en originele
manier kon organiseren bij feestelijke gelegenheden. Zo kwam hij dikwijls heel
verrassend uit de hoek zoals bijvoorbeeld bij de 75ste verjaardag van moeder
Cecile toen hij een orgeltrip organiseerde in de Antwerpse Kempen en het
Hageland. Of bij de viering van zijn 50steverjaardag. En zo zijn er talloze voorbeelden.
Daarom zoeken wij zachte woorden die ons zeggen dat
een naam zoals Gerard niet kan vergaan, niet kan verzinken in het plotse niet.
Ook al is zijn leven abrupt afgeknakt, ook al is een innig afscheid niet
mogelijk geweest, ook al hebben wij onze hand niet meer in de zijne kunnen
leggen, omringd door diegenen die hem een leven lang zijn lief geweest.
Daarom kozen wij ook in psalm 22 deze genezende
woorden:” Ik was verlaten en Hij is gekomen. Toen iemand naar mij omzag, hielp
Hij mij”. Het zijn deze woorden van vereenzaamd geloof die ons de moeizame maar
tegelijk sereen berustende overtuiging geven dat de afscheidswoorden die wij
Gerard niet konden schenken, hem toch zullen bereiken.
Palmzondag, Goede Vrijdag en Pasen: overleden op
palmzondag, te ruste gelegd op Goede Vrijdag en verrezen op Pasen. Wij
christenen geloven immers dat Jezus die gekruisigd, gestorven en begraven is op
de derde dag verrezen is en dat wij zelf zullen verrijzen en eeuwig leven.
Gerard, jouw heengaan is geen tomeloos einde, maar
het beging van een nieuwe tijd, een nieuw Jeruzalem waarin jij mag vertoeven in
het licht, de vrede en de eeuwigheid. Ondanks ons verdriet zijn wij fier op je
en wij danken je voor alles wat jij ons gegeven hebt.